Begrenzen volgens de regels van de natuur

Als hondenliefhebbers hebben we nogal wat verwachtingen en ideeën over de behoeften van onze honden en alles wat wij vinden dat goed voor hen is. Wij vinden dat het noodzakelijk is voor het welzijn van onze hond, dat hij los kan lopen en vrij rond kan rennen. Hij heeft interactie nodig met andere honden, moet kunnen spelen met andere honden en veel actie om zijn energie kwijt te kunnen. De vele recente onderzoeken leren ons steeds meer over de behoeften en emoties van onze hondenvrienden. Ook dat honden dankzij hun eeuwenlange domesticatie een veel intensievere relatie opbouwen met mensen dan met hun soortgenoten en dat hondenhersenen, net als kinderhersenen, tijd nodig hebben om te ontwikkelen voor zij tot bepaalde dingen in staat zullen zijn.

INTENSIEVERE RELATIE. Dat honden door de domesticatie een veel intensievere relatie opbouwen met mensen dan met hun soortgenoten, heeft heel wat implicaties op de behoeften van onze honden en op wat honden van mensen verwachten. Voldoen we wel aan die behoeften van onze hond, of doen we hen goed bedoeld juist tekort?

OVERVRAGEN WIJ ZE NIET TE VEEL? Veel van onze ideeën over wat goed en fijn is voor onze hond berust op onze eigen menselijke verwachtingspatronen en op het ideaalbeeld dat wij van honden hebben. Onze ideale hond luistert goed, trekt niet aan de lijn, kan zonder problemen loslopen, is sociaal dus kan prima spelen met andere honden, komt direct als hij geroepen wordt, kan overal mee naar toe, is zindelijk, sloopt niets en doet het geweldig bij het speuren, agility en de GG trainingen.

WERKELIJKE BEHOEFTE. Alles wat wij wel of juist niet van onze hond willen, kunnen we hem leren via training en het disciplineren van zijn gedrag. Maar voldoen we daarmee aan de werkelijke behoefte van onze hedendaagse hond, die zo gericht is op het aangaan van een relatie met de mens, vooral met zijn baas? Het trainen en disciplineren van honden blijft vaak beperkt tot ‘belonen of een beloning onthouden (corrigeren)’. De beloningen en de correcties zijn kortstondig, waarbij meestal hulpmiddelen worden gebruikt, zoals iets lekkers of een speciale riem of (hoofd)tuigje.

Feitelijk staat trainen in groot contrast met opvoeden. Het onderscheid maken tussen trainen en opvoeden is een menselijke uitvinding, een onderscheid dat honden – aanvankelijk – niet maken.

EMOTIONELE RELATIE. Opvoeden wil zeggen; een sociale én een emotionele relatie opbouwen, waarbij zowel baas als hond zich prettig voelen en er alles aan doen om dat prettige gevoel te behouden en de relatie in stand te houden. Dit is geen kortstondige, maar juist een langdurende, voortdurende en levenslange beloning. Als je je op een bepaald moment niet prettig voelt in de relatie zul je er alles aan doen, om de relatie te herstellen zodat je je weer prettig voelt. Hierdoor is er voortdurend interactie en communicatie! Wanneer je geen enkele sociale band hebt met een ander, zal die ander niet zo snel veel emoties bij je opwekken. Dat ook honden emoties hebben zal geen hondenliefhebber tegenwoordig meer ontkennen. Om zich emotioneel prettig en veilig te kunnen voelen binnen een relatie heeft iedere hond, net als mensen, behoefte aan duidelijkheid en structuur. Hiervoor heeft onze hond een opvoeder nodig die hem begrijpt en goed verstaat, die geen dingen van hem verlangt waar hij zich mentaal en emotioneel onprettig bij voelt, zowel in de training als in de opvoeding. Opvoeden, structuur geven en grenzen stellen geven elke opvoeder daarmee grote verantwoordelijkheden.

OVERVRAGEN we onze honden niet vaak in wat voor hen sociaal, emotioneel en qua neurologische ontwikkeling op dat moment haalbaar is? Onbewust en goed bedoeld gebeurt dit regelmatig. Zo gaan wij ervan uit, dat een al ‘getrainde en gekende’ oefening door de hond uitgevoerd kan worden, ‘gewoon’ als alleen technische oefening en zonder ons af te vragen of de hond mentaal en emotioneel al aan die oefening toe is, binnen de zich nog volop ontwikkelende sociale relatie met baas. Natuurlijk kunnen we een hond via training al op vroege leeftijd leren ‘blijven’, voor zolang wij dat willen en op de plaats die wij willen. Maar om die oefening uit te kunnen voeren met een goed gevoel is wederzijds vertrouwen een erg belangrijke basis. Deze basis is niet te leren door simpel en alleen de oefening te trainen, waarbij het – in onze mensenoptiek – wel of niet goed uitvoeren van de oefening voor de hond een kortstondige beloning of correctie tot gevolg heeft. Training technisch kan de hond de oefening prima uitvoeren. Terwijl we, als we de lichaamstaal van de hond goed observeren, regelmatig kunnen zien hoeveel inspanning het de hond kost om de oefening uit te voeren – spanning om niet op te staan, naar de baas te gaan, op te staan, gaan verliggen, op prikkels in de omgeving te reageren, verstrakkende spieren in zijn lijf en poten, ‘in de startblokken’ liggen, van zijn plaats af kruipen en noem maar op. De manier waarop de hond de oefening uitvoert, laat zien dat hij zich hier niet prettig bij voelt. Mogelijk is hij in sociaal, emotioneel of neurologisch opzicht eigenlijk nog helemaal niet toe aan deze oefening, waarbij de relatie met zijn baas voor hem op dat ogenblik verbroken is. Onderzoek toont aan dat het vermogen om dit wel te kunnen nauw samenhangt met de ontwikkeling van de hersenen, net als bij mensen. Door hem te overvragen doen we onze hond in emotioneel en sociaal opzicht te kort, wat niet bevorderlijk is voor een fijne sociale relatie tussen baas en hond. Er is wel degelijk verschil tussen trainen en opvoeden…

GEEN WOLF! Er is en wordt veel onderzoek gedaan naar de verschillen en overeenkomsten tussen hond en wolf. Iedereen weet intussen, dat er door de domesticatie zelfs sociaal genetische verschillen zijn tussen wolven en honden. Evengoed blijven velen een deel van de hondenopvoeding richten op wat zij vinden dat basisbehoeften zijn van onze honden, want ‘hij stamt af van zijn wilde voorvader de wolf’. Waarom laten we onze honden dan niet net als wolven, drie jaar puppen? Het kost bijna drie jaar eer een hond geestelijk en lichamelijk “klaar” is.

MAAKT HET IETS STUK? Voegt het loslopen, spelen of een oefening doorzetten iets toe aan de relatie tussen baas en hond? Wordt het wederzijds vertrouwen in elkaar hierdoor bevordert of maakt het iets stuk in die relatievorming, omdat de hond totaal op zichzelf wordt terug geworpen, het zelf uit moet zoeken of met heel veel spanning een trainingsoefening naar onze normen correct uitvoert? Wanneer is een kwispelende rennende hond echt een vrolijke vrije hond en is het rennen en kwispelen geen stress verwerkende lichaamstaal?

NIET ZICHTBARE CORRECTIES. Honden zijn steeds bezig structuur te geven en grenzen te stellen aan elkaar, wat ze in het nest al leerden. Alleen zo komen zij te weten waar zij met elkaar aan toe zijn en of zij veilig met elkaar kunnen rennen en spelen. Daarbij wordt wel degelijk gecorrigeerd. Deze correcties zijn meestal voor mensen niet zichtbaar, omdat dit bijna niet gebeurt door agressief gedrag zoals gegrom, uitvallen en vechten. Honden doen dit voornamelijk via geur, tast en lichaamstaal in spel, zoals elkaar omduwen, poten op elkaar leggen en blokkeren.

NIET DOOR GEWELD. Onze neuzen schieten danig tekort, zodat voor ons het lichaam van onze hond de enige manier is om erachter komen hoe hij zich voelt. Als een hond veel cortisonen en adrenaline aanmaakt, kun je dit voelen aan de spanning in zijn lichaam. Zijn lichaam laat ons weten of de hond zich echt prettig voelt of niet. Een strak of juist los in zijn vel hondenlijf is de weerspiegeling zijn mentale staat en zijn emoties. Om de hond altijd en overal te kunnen aanraken en de spanning in zijn lichaam te meten, zal er eerst voldoende vertrouwen moeten groeien tussen baas en hond. Dat is niet zozeer belangrijk vanuit rangordesystemen, maar omdat het voor ons de enige manier is om erachter te komen hoe de hond zich werkelijk voelt. De fysieke en emotionele acceptatie van die aanrakingen zijn het resultaat van de sociale relatievorming tussen de baas en zijn hond. Dit zal nooit met geweld afgedwongen kunnen worden.

OPBOUW. Het leren van grenzen en het duidelijkheid krijgen begint al meteen bij de geboorte. Moeder start haar fysieke contact en de lichamelijke verzorging van haar pups onmiddellijk; om schoon te maken, voor hun gezondheid, warmte en veiligheid. Voor die verzorging legt zij elke pup in de lichaamshouding die zij wil. Elke pup gaat genieten van haar lichamelijke handelingen, het contact en haar duidelijkheid. Hierdoor voelen zij zich prettig, geborgen, veilig, krijgen warmte en voedsel. De geur van de pup vertelt haar precies welke houding en lichamelijke handelingen een pup wel of niet echt accepteert of prettig vindt. Pas als die geurinformatie haar tevreden stelt en het verantwoord en zinvol is, zal zij haar volgende les aan de pup geven.

DEZELFDE OPBOUW. Via diezelfde zorgvuldige opbouw van de moederhond kunnen wij ook sociale relatie opbouwen met onze hond. Wij kunnen niet ruiken als ma, dus moeten we zien en voelen om te welke houdingen en lichamelijke handelingen de hond wel of niet echt accepteert of prettig vindt en wanneer het verantwoord en zinvol is om door te gaan met een volgende stap of oefening.

Direct (geur) contact en fysiek contact zijn daarbij essentieel, omdat dit in de sociale hondentaal betekenis heeft. Aaien betekent direct geurcontact. Spelen met een speeltje geeft geen grenzen aan, maar met een lijf aan lijf spel, zoals ‘het bekkenspel’ met de handen van de baas, kan dat wel.

Door de domesticatie is onze hedendaagse hond niet meer hondgericht maar mensgericht geworden. Dit heeft ook zijn basisbehoeften veranderd, die nu vooral gericht zijn op mensen. De hedendaagse hondenbaas die graag wil dat zijn hond – letterlijk – lekker in zijn vel zit en wil voldoen aan de behoeften van zijn hond, zal zich steeds bewust moeten zijn of hij zijn hond niet overvraagt met zijn eigen menselijke wensen. Kan je hond die ‘vrijheid’ of een oefening wel aan? Pas als we dat gecontroleerd hebben en weten, zullen we hem echt een lol doen met loslopen en spelen met andere honden, samen met zijn baas…

 Bron: Hondenmanieren Tekst: Arjen van Alphen en Francien Koeman.

Geef een reactie